Al vanaf de lagere school leerde ik over verschillende slangen.
De slang die Eva verleidde, een brandslang, het serpent in het sprookjevan Grimm, het addergebroed waarover in de bijbel werd geschreven en zelfs over de enige giftige slang die op Nederlands grondgebied voorkomt. ( ik spreek nu niet over dierentuinen ).
Ik ken ook vrij wat slangen, feeksen of hellevegen waarvoor ik liever een straatje omga maar nog niet eerder zag ik een gifslang in het wild, tot vanochtend toen we aan de wandel waren en manlief mij wees op een overstekend diertje dat zich pijlsnel uit de voeten maakte (best lastig nog, als slang zijnde) tussen de heideplaggen.
Voor het eerst zag ik een adder in levende lijve.
Hoewel het beestje figuurlijk gesproken geen al te beste naam heeft, zag ie er wel heel mooi uit met dat kenmerkende zigzagpatroon op z’n rug!
De adder, en met hem/haar alle slangen, hebben hun imago tegen. Ik denk dat dat komt omdat je aan hun lichaamstaal niet kunt zien of ze in een goeie stemming zijn, of in een prikkelbare stemming verkeren. Maar desondanks zijn het wel fascinerende beesten.
In mijn kindertijd zwierf ik veel door bos en hei en ook tijdens de roggeoogst zag je ze geregeld.
Mijn opa noemde elke slang, adder, ringslang of hazelworm, ‘venienig goed’, maar doodde ze niet. Dat bracht volgens hem alleen maar ongeluk en extra ongedierte als muizen en ratten. Achteraf gezien was hij zijn tijd vooruit, al houd ik het erop dat er veel kennis van de samenhang in de natuur verdwenen is en men zich er nu weer van bewust wordt.
LikeLike